voor
Je zoekopdracht heeft helaas geen resultaten opgeleverd
Steeds meer bedrijven zijn overtuigd van het concept van een leven lang leren en bieden hun werknemers tijd en geld aan voor om- en bijscholing. Te oud om te leren ben je nooit, zegt men. Maar klopt dat wel? Hoe zit het eigenlijk met het lerend vermogen van ons brein? Ben je op een bepaalde leeftijd uitgeleerd? Is het idee van een leven lang leren wel realistisch?
Lange tijd waren wetenschappers ervan overtuigd dat de structuur van het brein van volwassenen vastligt. De hersenen zijn opgebouwd uit tientallen miljarden zenuwcellen en het brein komt bijna ‘schoon’ ter wereld. Door te leren, te ervaren en te doen worden de hersenen gevormd en ontstaan er verbindingen tussen de zenuwcellen. Verbindingen die je veel gebruikt worden versterkt, weinig gebruikte verbindingen verzwakken. Iets nieuws leren en daarmee oefenen, betekent dat je als het ware een nieuwe verbinding in het zenuwnetwerk ‘slijpt’.
Neurowetenschapper Sabine Peters vergelijkt de hersenen van volwassenen met een vierbaanssnelweg. “Omdat de weg vaak is gebruikt, is hij praktisch en snel, maar je slaat niet makkelijk af of neemt de parallelbaan”, zegt ze. De hersenen van jonge kinderen lijken daarentegen meer op bospaadjes: langzaam en inefficiënt, maar je kunt alle kanten op. Peters legt uit dat de hersenen rond het 22e levensjaar volledig ontwikkeld zijn. Voor die tijd is je optimale leerperiode, maar het betekent niet dat je daarna uitgeleerd bent. “De hersenen zijn plastisch, oftewel maakbaar, en kunnen zich op elke leeftijd aanpassen en vernieuwen. Je hersenen bepalen je gedrag en andersom: je gedrag bepaalt ook hoe je hersenen zich ontwikkelen. Zolang je veel oefent, maken de hersenen nieuwe netwerken aan waarmee je nieuw gedrag kunt creëren.”
Een mooi voorbeeld om de plasticiteit van de hersenen te illustreren is het onderzoek van de Britse neuroloog Eleanor Maguire naar de hersenen van Londense taxichauffeurs. Deze mannen en vrouwen rijden eerst jaren op brommers door de stad om 25 duizend straatnamen en oriëntatiepunten uit hun hoofd te leren voordat ze in een black cab mogen rijden. Maguire maakte MRI-scans van de hersenen van gediplomeerde chauffeurs en ontdekte dat hun hippocampus, het deel van de hersenen dat verantwoordelijk is voor ruimtelijke oriëntatie, veel groter is dan bij andere proefpersonen, zoals taxichauffeurs die waren afgehaakt tijdens de training en buschauffeurs die altijd dezelfde rit rijden.
Een belangrijke voorwaarde om te kunnen leren is volgens Peters dat iemand intrinsiek gemotiveerd is. “Als van bovenaf wordt opgelegd dat je iets nieuws moet leren of als je van de baas per se naar een cursus moet, vergeet het dan maar.” Ze verwijst naar haar onderzoek waarin ze aantoonde dat de leerprestaties van tieners verbeteren als hun beloningssysteem wordt aangesproken. Hoewel het effect bij tieners het sterkst is, geldt volgens haar voor alle leeftijden dat je dingen beter onthoudt als de emotionele hersengebieden erbij betrokken zijn. Op het moment dat je blij, gepassioneerd of razend nieuwsgierig bent, neemt in de hersenen tijdelijk de hoeveelheid dopamine toe; een neurotransmitter die voor de overdracht van signalen in de hersenen zorgt en die helpt om nieuwe verbindingen te kunnen vormen.
Bij ouderen neemt de hoeveelheid dopamine in de hersenen af, maar nog steeds geldt dat je positieve gevoelens kunt opwekken. Bovendien vermoedt Peters dat mensen die op oudere leeftijd een studie of cursus doen vaak gemotiveerder zijn. Om de leercapaciteit van het brein te stimuleren, is het voldoende om een eenvoudige ‘dopamine-boost’ tot je te nemen die je opwekt met positieve emoties. Neurowetenschappers gebruiken Disney-clips in hun onderzoek of vragen mensen om terug te denken aan de laatste keer dat ze hard hebben lachen of zich gelukkig voelden. Dit kun je natuurlijk ook zelf doen voor je naar een college sociologie of cursus Java of Italiaans gaat.
Leren is voor alle leeftijden, vindt ook Mirjam Baars, organisatiepsycholoog en onderzoeker naar het leerklimaat in organisaties. Ze adviseert bedrijven om leren los te koppelen van het klaslokaal. “Voor oudere medewerkers is klassikaal leren vaak een drempel omdat ze denken dat ze tussen twintigers terechtkomen.” Om in de buurt te komen van de door McKinsey aanbevolen vier leeruren per week moeten we focussen op het informele leren: op de werkvloer met collega’s die elkaar feedback geven. Haar advies: “Een werkomgeving moet een leeromgeving worden waar werknemers elke dag bezig zijn met nieuwe dingen, samenwerken met nieuwe mensen en nieuwe problemen oplossen of nieuwe technologieën uitdiepen. Mensen leren door dingen te doen die ze niet eerder deden.”
Steeds vaker ziet ze dat mensen niet zozeer een functie bekleden, maar verschillende rollen vervullen. “Ze zijn personeelsmanager en boekhouder ineen of projectleider in het ene project en marketeer in het andere. Tussen rollen kun je makkelijk wisselen en je werkt samen met veel verschillende mensen. Dat prikkelt de nieuwsgierigheid en het maakt mensen eager; je ziet wat anderen doen en dat wil je zelf ook kunnen.” Als blijkt dat je kennis mist, ga je op zoek naar een manier om die lacune te vullen. Baars hanteert de 70/20/10-leerregel; zeventig procent leer je op het werk, twintig procent van collega’s en tien procent via cursussen en training. “Kies ook in trainingen je voorkeursmodel”, raadt ze aan. Vind je klassikaal onderwijs fijn, heb je baat bij e-learning of leer je juist van filmpjes op YouTube of Tedtalks? Eén ding is zeker volgens Baars: “Als we zo gaan werken, hoeven die ingrijpende carrièreswitches niet meer. De ene baan vloeit vanzelf over in de andere.”